BALKJE DE EZEL

 

I-A! Hallo, ik ben Balkje de Ezel. 'De Ezel' is mijn achternaam en ik ben ook een ezel. Je hebt mij vast wel eens gezien, of een afbeelding van mij. Je weet wel, daar in de stal bij Jozef en Maria en het kindje Jezus. Zie je het? Die ezel, dat ben ik. Ik zit naast die saaie os, die de hele dag maar zit te kauwen. Ik heb al veel van de wereld gezien. Luister maar naar dit korte verhaal.

Balkje in de kerststal.

  

Vele, vele jaren geleden, toen wereld er heel anders uitzag als nu, maar de mensen nog geen steek veranderd waren, toen was er een heel wrede keizer, die dacht dat hij de zoon van een god was. Hij vond dat hij alles te zeggen had over iedereen. En hij bepaalde op een dag dat iedereen in zijn rijk opgeschreven moest worden in een groot dik boek. Dat boek noemde hij zijn Administratie. Iedereen moest naar zijn geboortedorp reizen om zich te laten opschrijven. En door dat boek wist hij veel over de mensen en kon hij iedereen in de gaten houden.

Dan wist hij waar je woonde,

welk werk je deed,

hoeveel je verdiende,

hoeveel kinderen je had,

in welke god je geloofde,

hoeveel huisdieren je had,

welke kleren je droeg,

hoeveel verkeersovertredingen je begaan had, en nog veel meer. Jozef en Maria gingen dus volgens het bevel van de Keizer gehoorzaam op weg naar hun geboortedorp Bethlehem. 

 

I-A! Hallo! Ding-dong! Probleem! 

Maria was hoogzwanger en zij ging bijna bevallen: zij kon natuurlijk niet zover lopen. En Jozef kon Maria niet dragen want ze moesten wel 100 kilometer reizen. Tja, wat dan? Rijk waren ze niet, een auto bestond nog niet, en een paard en wagen huren was veel te duur. I-A! Toen heb ik maar even aan de bel getrokken en ik riep: “Ik ben er ook nog, I-A!” Juist, dacht Jozef, goed idee, Maria kan op de rug van Balkje reizen. Zo geregeld, zo gedaan. En zo heb ik, Balkje de Ezel, dus mijn eerste grote reis gemaakt over bergen en door dalen, langs ravijn en rivier I-A. 

 

Dagen lang deden wij erover. En ik heb maar één keer mijn poot gestoten tijdens die hele reis, want een echte ezel stoot zich maar een keer aan dezelfde steen, zelfs de mensen kunnen dat niet, I-A. Maar ik moet toegeven dat ik een keer geholpen ben door iemand, een engel denk ik. Ik kwam namelijk bij een rivier die wij moesten oversteken en het water was overal veel te diep om over te steken. Laag water, een doorwaadbare plaats in de rivier, was nergens te zien. Zwemmen was onmogelijk voor ons en ik begon al te denken: dat wordt rechtsomkeer, terug naar huis, I-A! Maar toen kwam die engel en die liep gewoon het water in over de bodem van de rivier, hij maakte een paadje in het water naar de andere oever. En hij gebaarde dat ik hem moest volgen. Wij liepen achter de engel aan en toen wij aan de overkant waren stroomde het water terug. De engel zwaaide en verdween. I-A!, wat een vreemde ervaring was dat!  Ik hoorde Jozef wel zeggen: “Wat een geluk, Maria, dat we deze doorwaadbare plaats konden vinden. Anders waren we nooit aan de overkant gekomen”. Maar ik had toch duidelijk een engel gezien, die voor ons een pad maakte in de rivier, I-A! Jozef en Maria wisten daar niets van en hadden niets gezien. Geluk hebben kan echt een wonder zijn, I-A!

 

Toen Jozef en Maria aankwamen in hun geboortedorp was het zo druk dat zij geen plaats konden vinden in de herberg. Zij hadden geen geld om een overnachting te boeken in het 4-sterren-hotel, en bij de andere mensen konden ze ook niet terecht: die hadden het te druk met hun eindejaarsfeesten. Overal hadden ze lichtjes en lampionnetjes opgehangen om de duisternis te verjagen. Maar een plekje voor ons, vermoeide reizigers, was er niet meer, I-A.

Gelukkig is mijn neus heel goed en kan ik goed ruiken, vooral als het om vervelende geurtjes gaat, en ik rook een vreselijk vieze lucht komen uit een stal aan de rand van het dorp, vlakbij de weilanden. Dat was duidelijk de vieze lucht van een stier of een os, I-A! Ik leidde Jozef en Maria daar toch maar heen. Een ster aan de hemel was daar ook blijven staan, dus we hadden nog zacht licht ook. Tegen mijn zin in, maar voor Maria wel heel fijn, konden we overnachten in die stal. Het was er warm, een beetje verlicht en wij dieren hadden stro om op te liggen en te eten. 

Maria heeft toen die nacht een stralende baby gekregen, I-A! Later kwamen er herders langs, die onderdak zochten voor hun schapen, en zij hadden brood en wijn bij zich. Zo werd het toch nog een feestje voor Jozef, Maria en het kindje. Ik heb met ze meegevierd en ik heb samen met de engelen 'In de Gloria' gezongen. Het leek zelfs alsof de baby meezong.

Het kan ook een droom geweest zijn want het was al laat geworden en ik had ook wat wijn op, I-A.

 

En weet je wat het mooiste is: ik heb een koning op mijn rug gedragen, want de baby is later de grote koning geworden van het geheimzinnige koninkrijk van de Liefde. Maar dat is een verhaal over een andere wereldreis die ik heb gemaakt. Die vertel ik de volgende keer, I-A!